26 July, 2024
|
Order
|
ORD_43804/2024
|
Luxembourg (LU)
|
EP2331036
|
Rule 223
|
Please log in to add tags.
|

UPC - Hof van Beroep UPC_430/2024 App_42818/2024
Beschikking
van het Hof van Beroep van het Eengemaakt Octrooigerecht gegeven op 26 juli 2024
NOOT:
Een verzoek om opschortende werking met betrekking tot een beschikking van het Gerecht om de in het Procesreglement bepaalde termijn voor de indiening van een conclusie van een partij (in dit geval: een conclusie van dupliek) niet te verlengen, kan ontvankelijk zijn.
TREFWOORDEN:
Opschortende werking; verlenging van de termijn voor het indienen van een conclusie van dupliek
VERZOEKERS / APPELLANTEN / VERWEERDERS IN HET HOOFDGEDING VOOR HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG
Flauta Mágica 22, 29006 Malaga, Spanje
Zoning Ouest 14, 7860 Lessines, België
vertegenwoordigd door advocaten Marleen van den Horst en Benjamin Niemeijer (La Gro Geelkerken Advocaten)
VERWEERDER / EISER IN HET HOOFDGEDING VOOR HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG

vertegenwoordigd door advocaat Christophe Ronse (ALTIUS Advocaten)
OCTROOI WAAROP HET GESCHIL BETREKKING HEEFT
Europees octrooi 2331036
PROCESTAAL
Nederlands
BESLISSENDE RECHTER
Klaus Grabinski, president van het Hof van Beroep en juridisch geschoolde rechter
BESTREDEN BESCHIKKING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG
- □ Beschikking van het Gerecht van Eerste Aanleg van het Eengemaakt Octrooigerecht, lokale afdeling Brussel, van 19 juli 2024, in inbreukprocedure ACT_581538/2023
Referentienummers:
ACT_581538/2023 UPC_CFI_376/2023
App_41533/2024
ORD_42503/2024
FEITEN EN VERZOEKEN VAN DE PARTIJEN
-
- Eiser en verweerder (hierna: eiser) heeft een vordering wegens inbreuk op Europees octrooi 2331036 ingesteld tegen verweerders en eisers (hierna: verweerders) bij de lokale afdeling van het Gerecht van Eerste Aanleg van het Eengemaakt Octrooigerecht te Brussel. Verweerders hebben een conclusie van antwoord ingediend en eiser heeft op 18 juni 2024 een conclusie van repliek ingediend.
-
- In een verzoekschrift, ingediend op 24 juni 2024, maakten verweerders bezwaar tegen bepaalde delen van de conclusie van repliek en verzochten zij de rechter-rapporteur de uitbreiding op basis van equivalentie te weigeren, nieuw aangevoerde feiten niet te aanvaarden en de nieuwe (gewijzigde) vorderingen af te wijzen. Subsidiair verzochten verweerders om verlenging van de termijn voor hun conclusie van dupliek tot 18 augustus 2024.
-
- In zijn beschikking van 8 juli 2024 heeft de rechter-rapporteur het hoofdverzoek afgewezen, maar de termijn voor de conclusie van dupliek van de verweerders verlengd tot 1 augustus 2024.
-
- Op verzoek van verweerders en na de eiser te hebben gehoord, heeft het panel van de lokale afdeling van Brussel op 19 juli 2024 beslist:
-
I. het prealabele verzoek tot schorsing van de termijn voor indiening van de conclusie van dupliek met één of twee maanden vanaf 24 juni totdat een definitieve materiele beslissing over het procedurele verzoek is genomen af te wijzen,
-
II. het verzoek om gedeeltelijke herbeoordeling van de eindbeschikking van de rechterrapporteur van 8 juli 2024 af te wijzen als ongegrond en de beschikking van de rechterrapporteur in al zijn onderdelen te bevestigen,
-
III. het verzoek om een bijkomende termijn voor de indiening van de conclusie van dupliek af te wijzen en de datum van 1 augustus 2024 voor indiening van de conclusie van dupliek te handhaven,
-
IV. verlof te verlenen om beroep in te stellen tegen de beslissing van het panel,
-
V. de beslissing over de veroordeling tot betaling van de kosten van het verzoekschrift van 24 juni 2024 en het verzoek om herbeoordeling van 16 juli 2024 aan te houden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
-
- Op 23 juli 2024 hebben de verweerders beroep ingesteld tegen de beschikking van het panel en een verzoek om opschortende werking ingediend op grond van Regel 223 van het Procesreglement van het Eengemaakt Octrooigerecht ( Rules of Procedure of the Unified Patent Court , hierna: Procesreglement of RoP), waarbij zij "het Hof van Beroep/de vaste rechter" verzochten:
-
I. op te schorten, hangende de beroepsprocedure, de termijn voor indiening van de conclusie van dupliek vanaf 24 juni, zijnde de datum van indiening van haar algemene verzoek, tot de datum van de definitieve materiële beschikking, met twee maanden indien deel I van het primaire verzoek wordt afgewezen en met één maand indien deel I van het primaire verzoek wordt toegewezen,
-
II. de termijn voor het indienen van de conclusie van dupliek, in geval van afwijzing van het verzoek om opschortende werking (het inleidend procesverzoek), te verlengen tot 30 augustus of ten minste een door het Hof in goede justitie te bepalen termijn,
-
III. eiser te weigeren inbreuk te stellen op basis van equivalentie overeenkomstig deel (i) van het primaire verzoek van verweerders van 24 juni 2024, en
-
IV. eiser te veroordelen in de kosten van deze procedure of de beslissing over de kosten van deze procedure aanhouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.
GRONDEN VOOR DE BESCHIKKING
Verzoek I
-
- Verweerders verzoek om opschortende werking sub I is ontvankelijk.
-
- Artikel 74, lid 1, van de Overeenkomst betreffende een Eengemaakt Octrooirecht ( Agreement on a Unified Patent Court , hierna UPCA) en regel 223 RoP geven het Hof van Beroep, en in uiterst dringende gevallen de vaste rechter, in uitzonderlijke omstandigheden de bevoegdheid om opschortende werking toe te kennen aan een bestreden beslissing of beschikking. Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zouden zich bijvoorbeeld kunnen voordoen wanneer het beroep zinloos of grotendeels ineffectief zou worden indien aan de bestreden beschikking geen opschortende werking zou worden verleend, omdat de gevolgen van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking niet effectief ongedaan kunnen worden gemaakt indien de beschikking later wordt vernietigd (zie UPC_CoA_301/2024, beschikking van 19 juni 2024, punt 6 f.).
-
- In de onderhavige zaak verzoeken verweerders om opschortende werking ten aanzien van de beslissing van het Gerecht van Eerste Aanleg om de termijn voor de conclusie van dupliek niet
te verlengen totdat definitief is beslist op het verzoek van verweerders om eiser te weigeren inbreuk op basis van equivalentie te stellen.
-
- Dit verzoek om opschortende werking is ontvankelijk, aangezien het verzoek sub I om de termijn voor het indienen van de conclusie van dupliek te verlengen zinloos zou worden.
-
- Het is ook uiterst dringend, aangezien de termijn voor de conclusie van dupliek van verweerders over 5 kalenderdagen afloopt.
-
- Het verzoek van verweerders om opschortende werking sub I is echter ongegrond.
-
- Verweerders voeren aan dat zij voorafgaand aan het verstrijken van de termijn voor hun dupliek moeten weten of de stelling van een inbreuk op basis van equivalentie die eiser voor het eerst in zijn conclusie van repliek naar voren heeft gebracht, al dan niet is toegestaan op grond van regel 263 RoP, omdat zij alleen dan in hun dupliek op dat aspect zouden moeten reageren. Indien zij zouden moeten reageren zonder kennis te hebben van het desbetreffende oordeel van het Hof van Beroep, zou de dupliek ook dit aspect moeten behandelen. Dit zou het risico meebrengen dat de aan een dergelijke uitgebreide conclusie verbonden kosten niet noodzakelijk zouden zijn als later zou blijken dat de bewering van meet af aan niet toelaatbaar was.
-
- Gezien de argumenten van verweerders is er geen grond om opschortende werking toe te staan zoals verzocht.
-
- In overeenstemming met het Procesreglement dienen partijen hun processtukken in de schriftelijke procedure in zonder te weten hoe hun stellingen door het Gerecht van Eerste Aanleg of het Hof van Beroep zullen worden beoordeeld. Dit brengt het risico mee dat een deel van hun stellingen niet relevant zal zijn voor de uitkomst van de zaak.
-
- Ook moet in aanmerking worden genomen dat de beslissing van het Gerecht van Eerste Aanleg om stellingen die eiser voor het eerst in zijn conclusie van repliek heeft aangevoerd met betrekking tot een inbreuk op het betrokken octrooi op basis van equivalentie niet te weigeren, gelet op het procedureel-evolutieve verloop in de onderhavige zaak, maar ook octrooigeschillenbeslechting krachtens het Procesreglement in het algemeen, niet kennelijk onjuist is.
-
- Daarnaast moet worden opgemerkt dat de rechter- rapporteur in de procedure voor het Gerecht van Eerste Aanleg verweerders een verlenging van de termijn voor het indienen van hun conclusie van dupliek met 2 weken heeft toegekend tot 1 augustus 2024.
-
- Om deze redenen is het in het onderhavige geval niet beslissend dat verzoek sub II (het beroep tegen de beslissing van het Gerecht om de termijn voor de conclusie van dupliek niet te verlengen) zinloos kan worden als gevolg van de beslissing om verweerders niet de door hen verzochte opschortende werking te verlenen.
Verzoeken II, III en IV
-
- Aangezien de verzoeken II tot en met IV betrekking hebben op de inhoud van het hoger beroep is het niet aan de vaste rechter van het Hof van Beroep om daarover te beslissen. Daarom worden deze verzoeken verwezen naar de bevoegde kamer van het Hof van Beroep.
Niet horen van eiser
-
- Aangezien de beslissing op verzoek sub I geen gevolgen heeft voor eiser en gezien de hoge spoedeisendheid van de zaak, was het niet nodig om hem voorafgaand aan deze beschikking te horen. Eiser zal in het verdere verloop van de beroepsprocedure worden gehoord overeenkomstig het Procesreglement.
BESCHIKKING
- I. Het verzoek om opschortende werking sub I wordt afgewezen.
- II. De verzoeken II, III en IV worden verwezen naar de bevoegde kamer van het Hof van Beroep.
Deze beschikking is gegeven op 26 juli 2024.
Rechter
KLAUS STEFAN MARTIN Grabinski Digitally signed by KLAUS STEFAN MARTIN Grabinski Date: 2024.07.26 14:54:49 +02'00'
Klaus Grabinski: President van het Hof van Beroep en vaste rechter
|